SV | En zij namen hun vee, en hun have, die zij in het land Kanaan geworven hadden, en zij kwamen in Egypte, Jakob en al zijn zaad met hem; |
WLC | וַיִּקְח֣וּ אֶת־מִקְנֵיהֶ֗ם וְאֶת־רְכוּשָׁם֙ אֲשֶׁ֤ר רָֽכְשׁוּ֙ בְּאֶ֣רֶץ כְּנַ֔עַן וַיָּבֹ֖אוּ מִצְרָ֑יְמָה יַעֲקֹ֖ב וְכָל־זַרְעֹ֥ו אִתֹּֽו׃ |
Trans. | wayyiqəḥû ’eṯ-miqənêhem wə’eṯ-rəḵûšām ’ăšer rāḵəšû bə’ereṣ kəna‘an wayyāḇō’û miṣərāyəmâ ya‘ăqōḇ wəḵāl-zarə‘wō ’itwō: |
En zij namen hun vee, en hun have, die zij in het land Kanaän geworven hadden, en zij kwamen in Egypte, Jakob en al zijn zaad met hem;
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En zij namen hun vee, en hun have, die zij in het land Kanaan geworven hadden, en zij kwamen in Egypte, Jakob en al zijn zaad met hem;
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!